Soms voel ik me verloren.

17-01-2024

Willekeurig sla ik het boek open dat ik onlangs cadeau kreeg van een vriend.

De jongen de mol, de vos en het paard.

"Omdat ik vind dat dit boek in ieder huis moet liggen," schreef hij nog even snel in de kantlijn.

Op de bladzijde die nu lukraak voor me ligt, zie ik een jongentje, een mol en een vos schouder aan schouder samenzitten op een tak, bezig met lief te zijn voor elkaar. Onder de afbeelding staat:

"Soms voel ik me verloren, zei de jongen. Ik ook, zei de mol, maar wij houden van je, en liefde brengt je thuis."

Ik ben geen huilebalk. Zo nu en dan zou ik een huilerd willen zijn. Ik weet nog dat ik ooit een psycholoog al grappend grof geld beloofde als ze me aan 't huilen kreeg. Tegelijkertijd was mijn verzoek bloedserieus, want die enkele keer dat tranen wel kwamen, had ik een brok aan samengeperst hartzeer voelen verweken, met elke traan, wat meer. Een opluchting die heel mijn wezen toen verzachtte. Huilen is mij als kind afgeleerd want ik moest opgewassen zijn tegen een harde wereld waarin enkel de sterkste overwint. Flink zijn, in een tamelijk Spartaanse opvoeding, werd ons thuis en op school met de paplepel ingegoten. Daar horen geen tranen bij. Zoals mijn ouders, mijn grootouders en overgrootouders in hun verharding door onophoudelijke oorlogen en partnergeweld, ben ik best een prima vechter geworden. Bijgevolg gaat boos zijn als vanzelf. Verder ben ik gaan uitblinken in een heel gamma aan angstgevoelens van ontreddering, versteend zijn, panisch, hysterisch, nerveus, gejaagd, gespannen, verontrust die ik elke dag weer mag aankijken. Want wie moet overleven in een genadeloze wereld is nooit veilig en achter de ogenschijnlijke moed, voortdurend bang. En te vaak, alleen.

Deze volzin met hartroerende illustratie van een jongetje, mol en vos, doen mijn ogen als vanzelf tranen. Automatisch, zonder enige moeite. Een zin die als een pijl mijn eenzelvig hart doorklieft. Het solitair gevoel vanbinnen uiteen doet spatten. Wat voel ik me bij momenten verloren en alleen. Wat hunker ik op die momenten naar liefde en naar samen. In al die jaren begeleiding van therapeut naar coach, van trainer naar psycholoog, heb ik steeds opnieuw mogen horen dat ik het alleen moet doen, terwijl ik het mezelf net zo lastig kan geven als ik even diep zit. Een emotioneel volwassen mens hoort zijn eigen schouder te zijn om op uit te huilen, zijn eigen ankerpunt in de branding. Ik heb dit stuk letterlijk aangenomen. Ik vind dat ik het alleen moet kunnen. Ondertussen ga ik soms kapot van verlorenheid. Dan leg ik alle kussens die ik maar kan vinden rondom mij. Ik bouw een nest waar een been zich om een reeks kussens klemt, een arm zich hulpeloos vastgrijpt aan een andere reeks, met on top een extra-large verzwaringsdeken, alsof een tsunami me op ieder moment zou kunnen wegrukken tot in het zwart gat. De wervelende storm zit tussen mijn twee oren, dat weet ik nu. Deze psychosomatische nachtmerrie gaat voorbij, ook dat weet ik. Ik weet vooral dat ik op dat ogenblik omringd wil zijn door lieve mensen die zoals mij, zich veilig geborgen en blij verwarmd willen voelen Samen met elkaar.

Mijn motto is ongetwijfeld: Knuffel je plat met als tactiek een netwerk omarmende schouders, een groep mateloze liefkozers, een club aan omhelzing-lovers, een collectief aan troostende verhalen waar onbeschaamd uitgesproken mag worden dat we elkaar echt wel nodig hebben. Hulptroepen mogen ingeschakeld worden als iemand zich verloren voelt en vooral eenvoudigweg kan gezegd worden:

"Ik ben ook verloren, maar wij houden van je, en liefde brengt je thuis."

Dan zitten we met z'n allen op een rijtje, schouder aan schouder, bezig met lief te zijn voor elkaar.


Mademoiselle Marteaux