Noem me bij mijn naam.

08-02-2025

Zijn kinderen noemden hem bij zijn voornaam. Ik weet nog hoe vreemd ik dat vond. Het gaf me een kleine schok. Niet in negatieve zin. Ik werd wakkergeschud uit een gewoonlijk gebruik waar ik eerder nooit bij stilgestaan had. Hier was geen opvoeder in gesprek met een kind. Ik was getuige van een dialoog van Mens tot Mens. Mijn kids waren indertijd piepjong en ik was gesteld op mijn titel als 'Mama'. Ingedoopt in de moederrol met een peuter en kleuter werd ik met genoegen als mama aangesproken. Zijn kinderen hadden de tienerleeftijd bereikt. Dat was geen onbelangrijk gegeven want een adolescent kijkt in zijn halfwassen zijn anders naar zijn ouders. Ruim tien jaar later merk ik dat het bemoederende bij mijn tieners aan belang verliest. Ik denk terug aan het gesprek tussen hem en zijn kinderen. Die interactie van Mens tot Mens heeft zich klaarblijkelijk in mijn geheugen gegrift, geduldig wachtend op het juiste moment om zich herinnerd te worden. Dat moment is nu aangebroken. Nu dat ik stoei met een familiaal loyaliteitsconflict in ons heel verschillend zijn, verlang ik om mijn eigen ouders bij hun naam te noemen, verlost uit hun voortdurende ouderrol die mij ongewild als 'kind van mijn ouders' vasthoudt. 

Het gedicht van Kahil Gibran: Over de kinderen, kwam meermaals voorbij in de opvoeding van mijn kinderen. Zijn woorden hadden mijn ziel meermaals bewogen. Ik voelde een bron van waarheid in wat hij schreef; een doorzicht waar ik achter kon staan. We gaan er te makkelijk van uit dat onze kinderen van ons zijn, als bezit.

"Je kinderen zijn je kinderen niet. Ze zijn de zonen en dochteren van 's levens hunkering naar zichzelf. Ze komen door je, maar zijn niet van je. En hoewel zij bij je zijn, behoren ze je niet toe. Je mag hun je liefde geven, maar niet je gedachten. Want zij hebben hun eigen gedachten. Je mag hun lichaam huisvesten, maar niet hun ziel, want hun ziel toeft in het huis van morgen, dat je niet bezoeken kunt, zelfs niet in je dromen. Je mag proberen hun gelijk te worden, maar tracht niet hen aan je gelijk te maken. Jullie zijn de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. De boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige, en hij buigt je met zijn kracht opdat zijn pijlen snel en ver zullen gaan." - K. Gibran

Vandaag struinde ik het net af voor meningen van psychologen over aangesproken worden bij voornaam. Die vond ik niet. Ik las ervaringen van ouders die ervoor kozen om met hun roepnaam benaderd te worden. Wat ik aan informatie vergaarde resoneerde bij de trilling die ik pakweg tienjaar geleden in mijn lijf beleefde. Hoe meer ik erover las, hoe groter het verlangen om als gelijkwaardig mens naast de kinderen te staan, vooral de tieners. Mijn wens is dat ze van me mogen leren als zijnde onderzoekend mens i.p.v. wijsneuzige opvoeder. Bij de voornaam genoemd worden kan helpen met het lossen van een kind als bezit wat hen dan weer vrijstand geeft van waaruit zij hun eigen levenservaringen aangaan, los van wie ik ben. In zoverre we werkelijk losstaan van elkaar. Dat feit lijkt in praktijk mee te vallen. Ik ben liever een motivator die motiveert om hun verantwoordelijkheid te nemen over zelfgekozen levensinvulling. Ik verkies een mentor te zijn die ze kunnen raadplegen bij vragen die zich aandienen in hun leven, om wat ze van mij horen niet klakkeloos aan te nemen, wel te exploreren. Een ouder zijn, die een veilig kader schept waarin het kind zo vrij mogelijk kan bewegen. Een ouder zijn, die klaarstaat op de achtergrond om op de voorgrond te treden als dat nodig is. Een observator zijn, die leert schouwen naar het energieveld van het kind om te zien hoe het in zijn vel zit.

Het is de jongste die me deze avond onverwachts bij mijn naam noemt. Deze had ik niet zien aankomen! Amper zes en nog volop in de mama-fase; dacht ik. Ik krijg in het doordraven van mijn moederrol weleens een fikse opmerking van haar: Je bent niet mijn baas hoor! Je mag niet altijd over mij bepalen! Ik wil zelf kiezen!  Ze houdt haar soevereiniteit in stand. Ik heb haar nooit anders gekend dan zelfstandig. Aan tafel bepraten we dit thema. Ik vraag de drie tieners hoe het voor hen zou zijn om me bij mijn voornaam te noemen. Ze vinden het een gek voorstel. Ze voelen er weinig voor. De kleinste luistert met gespitste oren. Het verzoek is niet meteen voor haar bedoeld. Later op de avond geef ik haar een nachtzoen en zeg: Slaapwel Sofietje. Ze antwoordt zelfverzekerd: Slaapwel Annick, waarna ik haar hoor gniffelen. Pakweg een seconde sta ik paf en giechel dan spontaan mee. Ah die jonge meid, die oude ziel, die sterke persoonlijkheid. Het voelt goed dat ze mij, ondanks haar jonge leeftijd, bij m'n naam noemt. We staan gelijkwaardig naast elkaar, van Mens tot Mens, om ieder onze levenswandel aan te gaan. Vrij èn verbonden zijn als trouwe kameraden. Dat wens ik. Elk kind is anders. Er zijn kinderen die meegaander zijn of niet zo bezig zijn met levensverdiepende zaken. Er zijn kinderen die hun moeder tot op het eind mammie noemen en ook dat is ok. Er zijn kinderen die op zesjarige leeftijd verkiezen om zich naar hun moeder te wenden als zielsverwant vanuit hun spirituele aard. 

Dat ik graag bij mijn voornaam genoemd zou worden door mijn kinderen, heeft meer te maken met mijn spirituele natuur dan dat het algemeenheid zou moeten zijn. Het zegt heel wat over mijn vrijheidsverlangen.

Mademoiselle Marteaux