Het excentriek paard voor groot-moeders grot.

23-02-2024

Als ik terugkijk naar mijn schrijfsels zie ik voor het eerst een rode lijn. Een vooruitgang die ik niet eerder opmerkte. Ik raakte verwond door een leven aan over-aanpassing. Ik trok me terug in mijn grot. Een grot dat kil en koud geworden was in mijn aandacht voor buiten. Een zompige plek die vroeg om een kampvuur die ik mezelf de eerste tijd niet geven kon. Op de klamme aarde lag ik meer dood dan levend met een vacht over me heen. Ogen die levenloos staarden naar stalagtieten in het stenen gewelf die dreigend op me afkwamen. Ze leken op elk moment los te schieten van de zoldering om in hun verticale val mijn hart te doorklieven. Ik herinner me dat die bedreiging zowel als een doodsangst, als een verlossing had gevoeld. Wekenlang lag ik geruisloos onder het vacht dat me deed denken aan de oerschoot van mijn groot-moeder. De stille schoot van het donkere hol maakte mijn suizende oren geruisloos. Nog kreupel van de vele slagen als gevoelsmens in een gevoelsarm leven, raapte ik op een keer een brok silex van mijn land en maakte een vuur. Een warmtebron die me uit het donkere dieptepunt trok. Het vuur dat vandaag nog steeds in mijn avondritueel brandt. Mij telkens terug brengt naar die schoot van mijn aarde groot-moeder die me begrijpt. De pijn van het miskend voelen ging door een maandenlang rouwproces. Ik kende fases van angst, vlucht, weerstand, woede, verdriet en eindelijk steeds meer aanvaarding. Bokslessen hielpen ingehouden woede uit mijn emotioneel lichaam trekken. Ik aanvaard geleidelijk aan dat de wereld niet is ingericht naar mijn aard. Ik word me bewust dat het zinloos is om te blijven vechten tegen een kloktijd die anders draait dan mijn bio-ritme. Het is nutteloos om blindelings aan onzin mee te doen. Zelfs vluchten uit de vreemdsoortige wereld brengt me niet dichterbij: midden in het leven tussen alle mensen als mezelf. Tot op de dag van vandaag vertoef ik in mijn grot die ik ondertussen heb ingericht met een overvloed aan gezelligheid. Een kleurrijk paradijsje hoe het paradijsvogels belieft. Alleen leven paradijsvogels niet in grotten. Ze leven in open nesten in hoge bomen die in wortels verbonden zijn met de aarde en in het bladergestel versmelten met de hemel. Ik ben nog niet klaar om het buitenverblijf te bewonen. Al verzorg ik me nu goed. Al win ik aan kracht. Al stapt mijn emotioneel lichaam uit het gekwetst kind-stadium naar een meer volwassen-fase. Het vuur in mijn grot laait nog elke avond hoog op. Een vuur dat mijn binnenste baarmoeder opwarmt. Een vuur dat me verbindt met mijn aarde. Een vuur dat me passioneert en inspireert. In mijn huis waar ik niet afgeleid word, neem ik de tijd om naar binnen te kijken, om te hervinden wat ik onderweg ben kwijtgeraakt. Wie ben ik? Wat is mijn uniekheid? Voor het avond-vuur raak ik mijn lichaam liefdevol aan en vraag steeds weer hoe het met haar gesteld is. Dat egocentrisme als de aandacht nu volledig op mij gericht, is nieuw voor iemand die heel haar leven gewend was bekommerd te zijn om anderen. Nu ik mezelf waardeer zoals ik ben, vermindert mijn angst om afwijzing. In die mildering ben ik niet meer zo behoeftig en zie minder de noodzaak in van anderen plezieren en behagen. Ik stel een nieuwe vraag. Als ik niet aan de rand van de samenleving wil marginaliseren in deze eenzame grot. Als ik volop in het leven wil zijn als mezelf. Waar is dan precies mijn plek? Is mijn plek het open nest in die hoge boom of leef ik dan opnieuw afgezonderd? Neem ik regelmatig afstand van de mensenwereld om op te laden in het nest bij de hemel of in de grot bij de aarde? Zeker is mijn kern nog te fragiel om buiten een plek in te nemen tussen de grote mensenfamilie.

Als ik die grote mensenfamilie vergelijk met een kudde paarden kan ik gerust zeggen dat ik geen volger ben. Ik ben geen paard dat blindelings de leider volgt. Daarvoor ben ik te eigenwijs. Niet omdat ik me wil verzetten tegen de orde want als die orde had aangesloten, was ik de eersterangs volgeling. Ik ben gewoon eigenwijs uit zelfbehoud. Ik weet nu hoe meegaandheid me onderuithaalde. Toch maak ik deel uit van de kudde ook al ben ik een excentriek paard. Excentrieke paarden zijn in hun wilde natuur de antidote voor afvlakking. Excentrieke paarden hebben best een ruime kijk op het leven. Ze hebben gevoelige tentakels voor het onhoorbare en een derde zintuig voor het onzichtbare. Ze hebben die dromerige blik verbonden met de hemel en dragen liefde uit de schoot van de groot-moeder in hun hart. Voor nu voel ik me vooral als een maagd die haar essentie ontdekt onder de vleugels van een excentriek paard aan de ingang van groot-moeders grot dichtbij de aarde. De grot waar vertraging, verstilling en verzachting me hermaakt tot vrouw.


Mademoiselle Marteaux