De wereld draait door.

Woewaai, van de gierschijf af, liggen naast
de draaitafel, in het ruim waar vliedende
krachten trotseren uitdagend is, altijd in
het juiste spoor meedraaien, klaar blijven
klinken, niet krassen nee, doorlopen ja en
ondertussen, zeer productief zijn, van nut,
blijven lachen ook al wil je eigenlijk, janken.
De wereld draait alsmaar door en ik duizel,
suizebollen in de plek tussen de oren, tollen,
gedijen in woelige tijden, dit trachten althans.
Hoe dat te doen, geen idee, steeds proberen,
hoe keren dit tij, zeg het mij, hoe de winden
wentelen, zwenken het roer, wenden al dit
snelle, kenteren al het wisselvallige. Stop!
Keer op keer, wazige mist opheffen voor het
netvlies en soms, in het uitzicht onbestemd,
ben ik beneveld, schimmig van geest, vaag in
het dwaze, alom, waar mijn anker uitgooien?
Ik zoek land, wil aanmeren, aanaarden mijn
woelige, aankijken dwaling rondom en dan,
inwaarts keren. Niet zoekend blijven, uit mij
of willen veranderen, de wereld. Mijn anker
naar binnen werpen, ankeren aan dat stukje
zelf dat ik in de turbulentie kwijtgespeelde.
Wuwei, sereen in drukte, zinken bij hectiek,
windkracht tien of windstil, maakt niet uit,
het niet-doen is ook iets doen ja, tot storm
gaat liggen, thuiskomen op dat vast stekje,
dat altijd is geweest, uit het zicht is verloren,
kwijt gespeeld en even voor nu, hervonden is.
Wijzers slaan door, op volle toeren drijven ze,
krankzinnig wordt de geest, hondsdol tikt de
malle molen van het leven maar ik jij en wij,
vestigen aan een stukje vaste ziel op aarde ja,
het niet langer zoeken hierbuiten, in ons al is.
Mademoiselle Marteaux