Canto Ostinato

Je verzint het niet, ik heb vanochtend een mis bijgewoond. In een kerk, met een pastoor. Een vriend nodigde me uit om te komen luisteren naar het Gregoriaans koor waar hij deel van uitmaakt. Het beluisteren van een muziekstuk uit de Romeinse liturgie had mijn nieuwsgierigheid gewekt. Wat ik bij de voorstelling niet voorzag, was dat er die ochtend, tweede zondag na Pinksteren, in de "Sterre Der Zee", niet enkel een koor zou optreden, maar dat ik onderdeel ging uitmaken van de 'Hoogmis van het Allerheiligst Sacrament'. Alstublieft.
Het kruisteken was amper geslagen of meneer pastoor sprak uit dat we zondaars zijn. "Ik ben schuldig, ik ben schuldig,...", en nog vele keren schuld volgden. De kerkgangers prevelden vol berouw mee. Ik wist niet wat ik hoorde, keek ongelovig om me heen en nam ternauwernood niet de benen, maar bleef netjes zitten.
"Hij rekent op me", suste ik mezelf en kwam tot bedaren. Onlangs spurtte ik een concertzaal uit bij het zien van iets wat raakte aan pornografie. Oud zeer raakte. Mijn snelle benen namen toen de regie over van 'De Lange Route' informatieverwerking en zonder mijn concertmaatje te verwittigen, verdween ik in naar het café om de hoek. Hij had zich zorgen gemaakt terwijl ik zat te bekomen. Na het conflict dat daarop volgde, had ik mezelf voorgenomen nooit meer zomaar te verdwijnen als iets me tot in de diepste vezel raakt. Deze keer bleef ik dus netjes op de bank zitten. Het volgend kwartier viel ik opzettelijk in een lichte slaap om van het gepreek, achtergrondruis te maken. Mijn oren verdwenen dit keer, met benen stil. Het hielp een poos, tot ik uit de roes ontwaakte voor 'het evangelie' waar mijn klaarwakker brein iets van vond: flauwe zever.
Ik ging rechtstaan als de dame langs me opstond. Ik stond in een opzettelijk elegante pose als kunstmodel - of een wulpse heks? - in zeer korte jeansshort met naakte benen in western boots en oversized oorbellen. Toegegeven, het was met opzet. Ver twintig jaar terug had ik in diezelfde allure de kerk voorgoed verlaten. Veel mijmer-tijd kreeg ik nu niet want dan gingen er muntjes in een fluwelen buidelzak en toen gingen we elkaar vrede wensen in handjes schudden. De omstaanders leken te twijfelen om mij een hand te geven. Ik zag hun onzekerheid, rook hun scepsis. Ik knaagde op alle mogelijke manieren aan hun katholiek geweten, wat ik hen niet kwalijk nam. In al mijn handelingen had ik om deze geringe vorm van verbanning gevraagd. Uiteindelijk kreeg ik toch een voorzichtige handdruk van de vrouw naast mij en de man op de achterbank durfde het daarna ook. De vrouw aan zijn zijde keek opzettelijk de andere kant op. Daar was ik ok mee. Opnieuw op de bank ging ik schelen om de tijd rond te krijgen. Grimassen trekken waar ik, naar horen zeggen, goed in ben als ik me verveel. Tussendoor dacht ik aan de oortjes in mijn tas voor een podcast maar die impuls kreeg ik niet door de commissie van mijn 'Correct Belgische opvoeding'. Tussenin het grijnzen, luisterde ik naar de Gregoriaanse liederen die ik niet kon meezingen vanwege het Latijn en de blokjes in plaats van noten. De gezangen dialogiseerden met mijn melancholie, ik werd er weemoedig van. Een zachte weemoed om mijn kloostervriend die ik doorheen zijn rug voelde stralen van opwinding om de geestelijke liederen die ons op de één of andere manier thuisbrachten. Hem in zijn abdij, ik in mijn klooster. De zwierende wierookkoker bedwelmde voor het komend hoofdstuk mijn helderheid in brein-mist.
Op een gegeven punt wordt het vermoeiend om rebellie aan te houden, het ketteren gaat vervelen. In de irritatie van dit puberaal gedrag, bereik ik een punt dat weerstand het opgeeft. In een zucht komt er een minimale opening, toegankelijkheid. Ik besluit in de rij aan te sluiten voor een hostie nadat meneer pastoor openhartig had gezegd dat katholieken gulle gastgevers zijn. "Ik ben uitgenodigd op hun feestje, dus eet ik van hun brood", besluit ik in het ietwat slinken van mijn ego. Het smaakt naar 'ovenbaked and lightly salted' met een bite die ik niet gewend ben. Nederlandsers kunnen beter hosties bakken dan wij. In een opwelling voel ik een vleugje dankbaarheid voor deze samentijd met een nieuw groep. De hostie maakt me weker, week genoeg om over te gaan van rebellie naar capitulatie: het denkbeeldig ophijsen van de witte vlag. Het voordeel van verzachten is dat het ruimte schept voor observatie. Het louter aanschouwen van wat er is.
Ik merk de ernstige gelaatstrekken van de hulp-pastoren, hun dramatische mimiek, de ernst van het woord, het geloof in deze verhalen, de precisie waarmee ze rituelen uitvoeren, de rondgangen met vergulde tools, de vele arm gestures en het weemoedig gezwelg in hun gemis aan een redder. Ik voel berouw om zonden, ik aanhoor de bede om ondersteuning, de verborgen smeek om verlossing. Het voorbije uur worstelde ik vooral met mijn eigen drama. Nu besef ik dat deze religieuze voorstelling niet veel verschilt van het concert van Warhouse die ik de voorbije week op tv had gezien.
Homo Sapiens is verlekkerd op tragedies. Het heeft het nodig om dramatische scenario's te verzinnen. Ze uit te beelden in het bijzijn van anderen (zonder de andere is er niets aan). De mens geniet stiekem van de intense emoties die het opwekt bij zijn/haar toneel. Of de hoofdpersonage pastoor of popzanger is, maakt niet eens zoveel uit. Ik heb gewoon een voorstelling bijgewoond. Ik had na afloop kunnen applaudisseren, maar dat zou opnieuw een dwarse daad geweest zijn. Het is genoeg te beseffen dat de mensheid begerig is naar tragikomedie's in relaties, op het werk, bij feesten (prettige en onprettige), op school, in het cultureel centrum, in kerken. Overal waar de emotionele mens beweegt, is er tragedie. Op zich geen probleem, als de Sapiens niet die vervelende trek zou hebben om rotsvast te geloven in eigen drama, deze lang aanhouden. Het zou geen issue zijn als de pastoor op het einde van de mis zijn kleren zou uitgooien, Jezus van het kruis losschroeven en zeggen: Zo mensen, dat was mijn stuk voor deze week, nu gaan we over op iets anders. Net als bij andere optredens: je koopt een kaartje, volgt de voorstelling, lichten gaan uit en de show is over.
Tot slot neemt de kloostervriend me spontaan mee naar een openluchtconcert in de patio van een andere kerk. Beschut tegen de gloeiende zon nemen we plaats op twee van de vele klapstoeltjes tegen de koele kerkmuren voor een concert van Simeon ten Holt: Canto Ostinato. Dit minimalistisch stuk zou een weergave kunnen zijn van het menselijk leven, vertellen we elkaar na afloop. Het draait in 'loops', loopt vast in eigen bedenksels tot totale obstructie en dan plots een helder moment, verlossing in één ademteug, meestal door een inzicht, om dan weer richting een nieuw doodlopend eind van het grote labyrint te bewegen voor de volgende blokkade. En ondertussen herrie maken. Mensen deinen uit en krimpen weer. Dit Gregoriaans avontuur heeft me doorheen de ganse Canto heen gesleurd. Begonnen in totale knoop heb ik me gaandeweg het misuur ontknoopt tot de ontknoping van de misscène mij het gevoel gaf iets te snappen van de mens. Ik heb het lied alvast bewaard op een playlist voor het volgend herhalend fragment in mijn brein, dat ik met dit lied, het liefst, even ontknopen wil.
Mademoiselle Marteaux