Carnaval
Het heeft even geduurd voordat ik het begreep. Die hele heisa rond carnaval. Tot pakweg drie jaar geleden sloot ik me stellig aan bij de beschouwing van boven de rivieren. Met evenveel verstandsverbijstering had ik dit bonte circus aangekeken. Mij ongetwijfeld afgevraagd welke ondoordachte impuls me voor Limburg had doen kiezen. Op gegeven ogenblik wilde ik die rood-geel-groene vlag beter begrijpen. Ik wilde de driekleurige festiviteit van mijn Nederlandse buurvrienden snappen. Ik zou de carnaval-spirit doorgronden. Het heeft even geduurd vooraleer ik verder kon ruiken dan de bierwalm en het okselzweet die ongenadig mijn zintuigen onpasselijk maakten. Het vroeg tijd om luisterbegrip te krijgen in het oorverdovend geschal van liedjes over… tja, waarover? Wat is loos in Mestreech? Die ene middag in de stad, bedolven onder Nederlandse zielen in la grande foule, kon ik niet anders dan mij overgeven aan dit overdonderend fenomeen. In die seconde dat mijn hoofd besloot om rationele verklaringen achterwege te laten, begon ik de kostumerie te snappen. In het onfatsoen vervallen de dagelijkse rollen. Keurslijven duvelen voor vier dagen overboord. Je grapt voor een keer met jezelf. Burgemeester en straatveger dansen dezelfde polonaise. Barrières verbleken in bonte grimassen. In alle remmen los beleven we ver buiten de beschaafde kaders van alledag onze buitensporige natuur. Carnaval laat zien dat we samen in basis gewoon mens zijn. Dat idee maakt me nu tot carnavalist. Tot fiere gebuur van de lollige lage landen die op vastelaovend op een tjokvol vrijthof rond het Mooswief met Gulpener en Brand in de hand de zotte kant van het leven vieren. Hoe sjiek is miech dat!
Mademoiselle Marteaux